De gezinnen van terrorismeverdachten in Nederland lijken sterk op gezinnen van verdachten van andere vormen van criminaliteit. In de gezinnen is relatief vaak sprake van een lage sociaaleconomische status en samengestelde gezinnen. Verder plegen ouders, broers en zussen vaker delicten dan binnen gezinnen uit de algemene populatie. Toch komt het maar sporadisch voor dat meerdere personen uit één gezin verdachte worden van een terroristisch misdrijf. Dit blijkt uit grootschalig onderzoek van het Nederlands Studiecentrum voor Criminaliteit en Rechtshandhaving (NSCR) en de Vrije Universiteit Amsterdam in opdracht van het Onderzoeksprogramma Politie en Wetenschap. Hoewel de gezinscontext een voedingsbodem kan bieden voor het proces van radicalisering, lijkt het er dus op dat de onderzochte gezinskenmerken een meer algemene negatieve invloed op (delinquent) gedrag hebben. Ook individuele factoren spelen echter een rol: niet ieder kind in het gezin wordt verdachte van een (terroristisch) misdrijf. Het is goed om aandacht te besteden aan mogelijk beschermende factoren.
De gezinscontext wordt beschouwd als een van de factoren die van belang kan zijn bij radicalisering en het plegen van terroristische misdrijven. Hoe belangrijk het gezin is als risicofactor en op welke manier, was tot nu toe echter nog onduidelijk. Hier is nu voor het eerst kwantitatief onderzoek naar gedaan. Daarbij zijn individuele kenmerken en eventuele betrokkenheid bij criminaliteit van de (stief)ouders, (half)broers en (half)zussen (‘siblings’) van terrorismeverdachten in kaart gebracht. Dit is gedaan via een koppeling tussen een geanonimiseerde lijst van terrorismeverdachten van het Openbaar Ministerie en gegevens van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS).
Grotere en gebroken gezinnen, lage sociaaleconomische status
Uiteindelijk konden de onderzoekers de gegevens analyseren van 226 terrorismeverdachten en hun 792 (half)broers/-zussen en 463 (stief)ouders. Zij maakten een vergelijking met ruim duizend verdachten van andere vormen van criminaliteit en hun gezinsleden, en met personen uit de algemene populatie en hun gezinsleden. Het blijkt dat terrorismeverdachten uit gemiddeld grotere gezinnen komen dan personen uit de algemene populatie, en dat er vaker sprake is van een samengesteld gezin met minimaal één stiefouder en één of meer halfbroers/-zussen. Daarnaast hebben de gezinsleden van terrorismeverdachten een lagere sociaaleconomische positie dan gezinsleden van personen uit de algemene populatie. Deze demografische en sociaaleconomische kenmerken lijken sterk op die van de gezinsleden van verdachten van andere vormen van criminaliteit.
Criminaliteit binnen de gezinnen van terrorismeverdachten
Het komt maar weinig voor dat meerdere personen uit één gezin terrorismeverdachte worden. Daarnaast worden de broers/zussen van terrorismeverdachten vaker verdachte dan de broers/zussen van personen uit de algemene populatie, maar minder vaak dan de broers/zussen van de groep van verdachten van andere vormen van criminaliteit. Interessant is ook dat een groter deel van de ouders van terrorismeverdachten, in vergelijking met de ouders van de algemene populatie, op enig moment werd verdacht van een delict. Tegelijkertijd blijkt dat de ouders van terrorismeverdachten van gemiddeld minder delicten werden verdacht dan ouders van verdachten van andere vormen van criminaliteit. In grote lijnen lijkt de criminele voorgeschiedenis van de gezinsleden van terrorismeverdachten echter sterk op die van de gezinsleden en gezinnen van andere verdachten.
Terrorismeverdachten en hun broers/zussen
Tot slot zijn de terrorismeverdachten vergeleken met zo veel mogelijk vergelijkbare (‘gematcht’ op leeftijd en geslacht) broers/zussen uit dezelfde gezinnen. De broers/zussen zijn wat vaker hoog opgeleid, en de werk- en inkomenssituatie van de broers/zussen is een jaar voor de verdenking gunstiger dan dat van de terrorismeverdachten zelf. Met betrekking tot de criminele voorgeschiedenis blijkt dat terrorismeverdachten binnen het gezin veel vaker verdacht zijn geweest van verschillende soorten delicten dan hun broers/zussen, en vaker een periode in detentie zaten dan hun broers/zussen.
Meer aandacht voor beschermende factoren
De broers/zussen van terrorismeverdachten wijken dus op een aantal kenmerken significant af van de terrorismeverdachten en het komt maar sporadisch voor dat meerdere personen uit één gezin verdachte worden van een terroristisch misdrijf. Dit toont aan dat bepaalde gezinskenmerken niet zonder meer de kans verhogen om (terrorisme)verdachte te worden. Bepaalde individuele factoren van de broers en zussen werken mogelijk beschermend tegen de in potentie negatieve invloed van de gezinscontext. Het is daarom belangrijk om diepgaander te onderzoeken waarom sommige gezinsleden, ondanks bepaalde gedeelde risicofactoren, niet radicaliseren en niet met terrorisme in aanraking komen.